woensdag 26 februari 2025

Terug in de tijd op Boschwijk te Zalné, Zwolle deel 2

Rhijnvis Feith.

Om zijn grote gezin, maar ook de knechten en meiden onder te brengen, liet hij aan weerszijden van het hoofdgebouw een vleugel aanbouwen. Tevens kwam er een verdieping op het hoofdgebouw.

Met de buren, de familie Gelderman, die op het landhuis Landwijck woonde, hadden Rhijnvis en Ockje een goede band. Rhijnvis maakte deel uit van het stadsbestuur, had vele bestuurlijke functies, mengde zich in de politiek, was ouderling in de gereformeerde kerk, maar toch hield hij niet van het stadse leven.

Een bekend gedicht van zijn hand is, die je misschien kent:

Uren, dagen, maanden, jaren
Vliegen als een schaduw voorbij;
Ach! We zoeken, maar waar we staren,
Vinden we niets dat blijvend zij!

Hij schreef sentimentele gedichten vol emoties, zoals liefde en verdriet, met vaak een moraliserende boodschap over deugdzaamheid en vergankelijkheid. Zijn werk was religieus getint, idealiseerde de natuur en gevoelens, en volgde strikte, klassieke vormregels.

Onder Feith veranderde het landgoed. De formele tuinen maakten plaats voor een Engelse landschapstuin met slingerende paden, vijvers en heuvels. Er werden exotische bomen en struiken geplant, en je kon er lange wandelingen maken door wat aanvoelde als een ongerept natuurgebied. Dit alles was bedoeld om een gevoel van rust en overpeinzing op te wekken, en dat lukte. Feith bracht hier uren door, wandelend onder de hoge bomen, dromend en schrijvend over de vergankelijkheid van het leven en de diepe emoties van de mens.

In het voorjaar stonden de rododendrons in volle bloei, en dan was de tuin op zijn mooist. De bloemenpracht trok niet alleen Feith, maar ook zijn vrienden en collega’s aan. Feith ontving op Boschwijk regelmatig andere dichters, filosofen en denkers. Samen liepen ze door de tuinen, het park en voerden ze gesprekken over kunst, literatuur en het leven zelf. In de verte hoorde je het zachte gekabbel van het water in de vijver, terwijl het zonlicht door de bladeren van de bomen scheen. De lucht rook naar gras en bloemen, en af en toe hoorde je het gezang van een nachtegaal. Dit was de wereld van Rhijnvis Feith op Boschwijk, een wereld vol schoonheid en rust.

Door een overstroming in het jaar 1809 heeft het huis zware schade opgelopen. Naar aanleiding van een dijkdoorbraak, schreef Rhijnvis Feith op 6 mei 1809, dat de gehele buurt onder water was komen te staan.

"zoo dat zelfs het water over de vier voeten in mijn huis stond, en ik nu druk bezig ben, met alles te repareren, zoo ver zich dit doen laat, waartoe ik zeker met geen duizend daalders toekom", aldus Feith.

In 1824 overleed hij, maar zijn erfenis leeft voort, niet alleen in zijn literaire werk, maar ook in de romantische sfeer van Boschwijk, waar zijn geest nog altijd lijkt rond te dwalen.

De latere jaren van Boschwijk

 
 
Een unieke oude foto van rond 1850 – 1900

Na de dood van Rhijnvis Feith in 1824 ging Boschwijk door loting over naar zijn zoon Everhard Eiso Christoffel Feith. 

Waarbij twee heren te zien in de tuin bij de voordeur.

 

 



 


 

In 1849 ging het over naar Ontko Rhijnvis, in 1914 naar zijn neef Everhard Oosting en in 1918 naar neef Hiddink. Hoewel het herenhuis en de tuinen in de loop der jaren veranderden, bleef de romantische sfeer die Feith had gecreëerd altijd voelbaar. 

Rond 1850 werd het prachtige prieel gebouwd. Dit ligt aan de voorzijde van het huis, aan de rechterkant, en kijkt uit over de vijver.

Een van de nazaten van Feith. Ze draagt hier een hoepelrok.

De klokkentoren dateert uit 1880 en functioneert tot op de dag van vandaag nog steeds, met een prachtig helder geluid.

Vanaf 1920 kwam de familie Steen er wonen met hun drie kinderen. Een van hen was de (later) bekende kunstenares Tineke Willemse-Steen. Zij maakte het beeld in de vijver voor het huis.

De Tweede Wereldoorlog

Over de periode tijdens de Tweede Wereldoorlog is weinig bekend. Er waren geen Duitsers ingekwartierd, zoals je misschien hier zou verwachten. Wel werden er onderduikers verborgen. 

Zij werden verstopt in een kleine ruimte bij de klokkentoren. Tijdens een onverwacht bezoek van de Duitsers, ging de vrouw des huizes, snel op het bed zitten met haar baby op schoot. 

In dit bed hadden de onderduikers geslapen en het was nog warm. Ze zag de Duitsers aankomen en in de tussentijd wreef ze zo veel mogelijk over de wangen van haar baby, waardoor deze vuurrood werd. Bij binnenkomst van de Duitsers vertelde ze direct dat haar kind erg ziek was. Wetende dat de Duitse bezetters zeer beducht waren voor ziektes als tyfus en cholera, vertrokken de Duitsers snel, en waren de onderduikers veilig.

                                                wordt vervolgd  

                                                                                   Marianne ten Klooster

 

2 opmerkingen: